Stereotypen en vooroordelen zijn Januskopjes.
„Vooroordelen zijn het kind van onwetendheid.“ (William Hazlitt)
Beschrijving van termen
Stereotypen en vooroordelen zijn alomtegenwoordig. Maar: wat betekenen de twee termen eigenlijk precies?
Walter Lippmann gebruikte de term stereotype voor het eerst in zijn boek Public Opinion uit 1922 om sociale structuren in de samenleving te beschrijven (cf. Gardner 1994, 1-5). Hij karakteriseerde stereotypen als „plaatjes in ons hoofd“ (Lippmann 1922, 98). In het dagelijks taalgebruik worden de termen stereotype en vooroordeel vaak synoniem gebruikt, hoewel ze van elkaar onderscheiden moeten worden. Stereotypen zijn vage ideeën over hoe mensen zijn (Spanjaarden zijn hartstochtelijk, Duitsers humorloos, Amerikanen egocentrisch). Ze kunnen worden opgevat als veralgemeende overtuigingen, als beelden in ons hoofd over bepaalde groepen mensen. Vooroordelen daarentegen zijn sterker in oordelen (bijv.: Alle moslims zijn terroristen.). Ze hebben een actiedimensie. Niet-reflectieve stereotypen kunnen in concrete levenssituaties vooroordelen worden, d.w.z. leiden tot daadwerkelijk gedrag of actie. Vooroordelen zijn ook meer emotioneel geladen.
Stereotypen zijn het resultaat van historisch-politieke, geografische en sociale ontwikkelingen (cf. Friesenhahn), ze zijn dus sociaal geconstrueerd. Ze zijn statisch in die zin dat een verbazingwekkende hardnekkigheid ten opzichte van nieuwe informatie kan worden waargenomen: stereotypen zijn zeer wijdverspreid en blijven soms eeuwenlang bestaan (vgl. oude zogenaamde etnische tabellen uit de 17e eeuw).
Er is nog een andere eigenaardigheid: stereotypen en vooroordelen zijn Januskopjes. Wat betekent dit? Het is een metafoor. Janus was een Romeinse god. Hij heeft twee gezichten en staat symbool voor ambivalentie. Stereotypen vervullen nuttige functies, maar ze hebben ook duistere kanten – ze hebben dus een Januskop. Thomas noemt zes functies van stereotypen en vooroordelen: Oriëntatiefunctie, aanpassingsfunctie, verdedigingsfunctie, zelfrepresentatiefunctie, afbakenings- en identiteitsfunctie en controle- en rechtvaardigingsfunctie (vgl. Thomas 2006, 4-7).
Functioneel gereduceerd kunnen we spreken van drie functies die Januskop karakteriseren. Stereotypen en vooroordelen vereenvoudigen en reduceren complexiteit. Zo helpen ze ons om ons te oriënteren in een bijna onbeheersbare wereld. Op die manier vervullen ze een belangrijke cognitieve functie.
Met stereotype ideeën en vooroordelen onderscheiden we ons van anderen. We versterken het gevoel erbij te horen binnen onze eigen groep. „Wij zijn zo en zij zijn anders!“ Stereotypen en vooroordelen hebben dus ook een sociale functie. Veel stereotypen en vooroordelen geven ons het gevoel dat we superieur zijn aan anderen. Op het eerste gezicht lijkt dit niet erg sympathiek, maar psychologisch gezien is het voordelig: we voelen ons gesterkt in ons zelfvertrouwen. Stereotypen vervullen dus een belangrijke affectieve functie. Elk van de zojuist genoemde nuttige functies heeft echter ook een keerzijde. Het grote nadeel van vereenvoudigingen is dat belangrijke details en bijzonderheden buiten beschouwing blijven. Diversiteit, zelfs binnen een cultuur, wordt verwaarloosd en iedereen wordt over één kam geschoren.
Een sterk groepsgevoel is belangrijk. Maar het kan ook leiden tot het uitsluiten van anderen omdat onze stereotype ideeën zeggen dat iemand niet bij ons ‚past‘.
Eigenwaarde is belangrijk en we willen ons allemaal goed voelen over onszelf. Maar betekent dat dat we elkaar moeten devalueren? En waar leidt dat toe? De grenzen tussen superioriteit en arrogantie zijn vloeiend. Stereotypen hebben een januskop.
Met deze kennis kunnen we kritisch kijken naar onze stereotype ideeën en vooroordelen wanneer we andere mensen ontmoeten.
Literatuur
Friesenhahn, Günter: Stereotypen en vooroordelen. In: Module „Intercultural Learning“ op de portal van de Fachstelle für Internationale Jugendarbeit der Bundesrepublik Deutschland e. V. (Centrum voor Internationaal Jeugdwerk van de Bondsrepubliek Duitsland). IJAB : https://www.dija.de/fileadmin/medien/downloads/Dokumente/Guenter2IKL.pdf [16.11.2017].
Ganter, Stephan (1997): Stereotypen en vooroordelen: Conceptualisering, operationalisering en meting. Mannheim: Mannheim Centre for European Social Research.
Gardner, R. C. (1994): Stereotypen als consensusovertuigingen. In: Zanna, Mark P./ Olson, James M. (eds.): The Psychology of Prejudice (The Ontario Symposium on Personality and Social Psychology, 7) Hillsdale: Lawrence Erlbaum, 1-5.
Lippmann, Walter (1992): Publieke opinie. New York: Harcourt Brace.
Quasthoff, Uta (1998): Een bijdrage aan de dynamisering van stereotype onderzoek. In: Heinemann, Margot (ed.): Sprachliche und soziale Stereotype (= Forum angewandte Linguistik). Frankfurt am Main: Peter Lang, 47-72.
Thomas, Alexander (2006): De betekenis van vooroordelen en stereotypen in intercultureel handelen. In: Interculture Journal. Vol. 5, No. 2.