Arthur Schopenhauer was een Duits filosoof, schrijver en universitair docent. Als zoon van een koopmansfamilie werd hij in 1788 geboren in Danzig. In 1803/1804 maakte Schopenhauer een studiereis door Europa. Daarna studeerde hij medicijnen in Göttingen en filosofie in Berlijn. Schopenhauer promoveerde ook in de filosofie in 1813. In 1819 werd zijn hoofdwerk Die Welt als Wille und Vorstellung gepubliceerd. Een jaar later begon hij les te geven aan de universiteit van Berlijn. Vanwege een epidemie vluchtte Schopenhauer in 1831 naar Frankfurt am Main, waar hij in 1860 stierf.
Eristische Dialectiek – De kunst van het gelijk hebben
„Eristische dialectiek is de kunst van het twisten, en van het twisten op zo’n manier dat je gelijk hebt, dat wil zeggen, per fas et nefas (met gelijk en met ongelijk).“ (Schopenhauer 2019, 10)
Arthur Schopenhauer beschrijft „natuurlijke[] slechtheid“ (ibid., 10), „aangeboren ijdelheid“ (ibid., 10 e.v.) en „grofheid“ (ibid., 11) als essentiële menselijke eigenschappen en tegelijkertijd als oorzaken voor de noodzaak van de Eristische Dialectiek. Het eerste betekent dat mensen niet fundamenteel eerlijk zijn en niet alleen de waarheid vertellen. IJdelheid is gericht op het feit dat we geen ongelijk willen hebben en dat onze gesprekspartner geen gelijk mag hebben. Wulpsheid, ten slotte, betekent dat mensen eerst praten en dan pas denken (vgl. Schopenhauer 2019).
Maar wat betekent Eristic Dialectics eigenlijk? Zoals het bovenstaande citaat al duidelijk heeft gemaakt, gaat Eristic Dialectics over gelijk hebben als je discussieert, per fas, d.w.z. op een toelaatbare manier, en per nefas, d.w.z. op een ontoelaatbare manier. Op een toelaatbare manier betekent de waarheid vertellen, maar op een ontoelaatbare manier betekent niet de waarheid vertellen. Als we ons achteraf realiseren dat we fout zaten, moeten we het laten lijken alsof we gelijk hadden (vgl. Schopenhauer 2019): „waar moet onwaar lijken en onwaar moet waar lijken“ (Schopenhauer 2019, 11).
Een bewering kan enerzijds worden beschouwd in termen van haar objectieve waarheid en anderzijds in termen van haar geldigheid bij de gesprekspartner. In de Eristische Dialectiek gaat het niet om de waarheid van de bewering, maar om de vraag of we deze dienovereenkomstig kunnen verdedigen en of deze ook door de gesprekspartner als waar wordt geaccepteerd. „Vandaar dat het gebeurt dat hij die disputeert in de regel niet voor de waarheid vecht, maar voor zijn propositie“ (Schopenhauer 2019, 12). Belangstelling voor waarheid maakt plaats voor belangstelling voor ijdelheid (vgl. Schopenhauer 2019).
Eristische dialectiek moet onderscheiden worden van logica, d.w.z. zuivere objectieve waarheid, en van sofisterij, het beweren van valse proposities, omdat zowel logica als sofisterij veronderstellen dat we de waarheid kennen. Maar omdat we volgens Schopenhauer niet weten wat waarheid is, kunnen we die in het geschil buiten beschouwing laten. De Eristische Dialectiek kan dus eerder beschouwd worden als de „logica van de schijn“ (Schopenhauer 2019, 20).
Over de metaforiek van het disputeren
Het is opvallend dat Schopenhauer metaforen voor disputeren gebruikt die een oorlogszuchtig karakter hebben – bijv. aanval en verdediging, aanvallen en verdedigen, tegenstanders, wapens, overwinnaars, ruzie maken, slaan evenals vechten. Bovendien vergelijkt hij disputeren met schermen: „slaan en pareren, daar gaat het om, net als in de dialectiek: het is een intellectuele schermkunst“ (Schopenhauer 2019, 21 e.v.). Lakhoff en Johnson merken op dat metaforen niet alleen de taal beïnvloeden, maar ook het denken en handelen. Wanneer we discussiëren, vallen we volgens hen aan en verdedigen we onze bewering. We willen onze tegenstander verslaan en de discussie winnen door gelijk te hebben (vgl. Lakhoff/ Johnson 2007).
Maar hoe blijft iemand gelijk hebben in een discussie? Schopenhauer spreekt van hulpmiddelen, van een „ongelijk verdeelde natuurlijke gave“ (Schopenhauer 2019, 13) – afhankelijk van de slimheid van de persoon. Hiervoor somt hij 38 zogenaamde artifices op, die hieronder worden opgesomd (cf. Schopenhauer 2019).
Kunstgrepen
– Kunstgreep 1: Uitbreiding
– Kunstgreep 2: Homonymie
– Kunstgreep 3: Absolutisering
– Kunstgreep 4: Omwegen
– Kunstgreep 5: Premissen ad populum en ex concessis
– Truc 6: Verborgen petitio principii
– Truc 7: Meer toestaan dan nodig
– Kunstgreep 8: Provoceren door vragen te stellen
– Kunstgreep 9: Concessie van omwegen
– Truc 10: Concessie doen uit verzet
– Kunstgreep 11: Inductie vanuit concessies
– Truc 12: Eufemismen en dysfemismen
– Truc 13: Minder kwaad
– Truc 14: Het recht laten gelden
– Truc 15: Schijnbewegingen
– Truc 16: Ad populum
– Truc 17: Drogreden
– Truc 18: discussie onderbreken
– Truc 19: argumenten in algemeenheden omzetten
– Truc 20: Bewijs verkrijgen door uitvluchten
– Truc 21: Een list uithalen
– Truc 22: argument uitspelen als petitio
– Truc 23: Overdrijving uitlokken
– Truc 24: weerleggen door gevolgen
– Truc 25: Weerleggen door tegenvoorbeeld
– Truc 26: Retorsie
– Truc 27: provocatie ontwikkelen
– Truc 28: Argumentum ad auditores
– Truc 29: Afleiding
– Truc 30: Een beroep doen op autoriteit
– Truc 31: Onbegrip uiten, onbegrijpelijkheid beweren
– Truc 32: Weerlegging door recursie
– Truc 33: toepasselijkheid ontkennen
– Truc 34: omcirkelen
– Truc 35: Argumentum ab utili
– Truc 36: Gesimuleerd argument
– Truc 37: Bewering weerleggen met bewijs
– Truc 38: Ad personam (cf. Schopenhauer 2019)
Literatuur
Lakhoff, George/ Johnson, Mark (2007): Leven in metaforen. De constructie en het gebruik van taalbeelden. 5e ed. Heidelberg: Carl-Auer-Systeme.
Schopenhauer, Arthur (2019): De kunst van het gelijk hebben. 16e ed. Hamburg: Nikol.