De term diaspora komt uit het Grieks en betekent „verstrooien“ of „verspreiden“ (cf. Kuhlmann 2014). Het staat enerzijds voor een gedwongen emigratie van een gemeenschap uit haar thuisland en anderzijds voor een verspreiding van deze gemeenschap naar vreemde gebieden (cf. ibid.).
Emigratie gaat meestal gepaard met een gevoel van ontworteling en pijnlijke scheiding van het thuisland, zodat ook het emotionele aspect moet worden vermeld (cf. Vetter 2007, 164). Centraal in de definitie van een diasporasituatie staat de identificerende verwijzing terug naar een geografisch verafgelegen, echt of fictief land van herkomst en zijn cultureel-religieuze traditie (cf. Baumann 1999, 252).
Daarnaast is een wederzijdse relatiedriehoek tussen het land van herkomst en zijn cultuur, het land van aankomst en de diasporagroep kenmerkend voor een diasporasituatie. Ofwel leeft de groep voor zichzelf als een minderheid in een vreemd land en behoudt zowel de culturele gewoonten als de eigen religieuze identificatie (cf. ibid.) ofwel vindt assimilatie plaats, d.w.z. de culturele wortels worden verlaten en er ontstaan vragen over culturele identiteit.
Historische wortels
Historisch gezien is de term ontstaan in het vroege Jodendom. Het werd voor het eerst gebruikt voor de Joodse diaspora, d.w.z. voor de Joden die buiten het ‚beloofde land‘ (Palestina) en Jeruzalem leefden. In het christendom wordt de term sinds de 16e eeuw gebruikt om te verwijzen naar protestantse of katholieke minderheden in een denominatief verschillende samenleving. Ondertussen wordt de term ook gebruikt voor andere diasporagroepen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de Griekse, Indiase, Koerdische en Libanese diaspora’s (cf. Baumann 1999, 252).
Diaspora en ballingschap – overeenkomsten en verschillen
De term diaspora valt vaak samen met de term ballingschap (Latijn exilium „in het buitenland verblijven, verbannen zijn“) en wordt er soms mee gelijkgesteld (vgl. Kuhlmann 2014). Het nauwe semantische, conceptuele en historische verband staat buiten kijf. Een duidelijke definitorische afbakening lijkt echter niet erg nuttig, aangezien beide concepten vaak in elkaar overlopen. Nadenken over de overeenkomsten en verschillen lijkt daarom zinvoller.
Eén verschil is dat de term ballingschap individuele ervaringen beschrijft in plaats van die van een gemeenschap. Een ander verschil is dat mensen hun thuisland vrijwillig verlaten. De mate van onvrijwilligheid van emigratie wordt meer benadrukt in onderzoek naar ballingschap dan in de context van diaspora (vgl. Kuhlmann 2014). Een van de grootste verschillen ligt in de gehechtheid aan het thuisland. Diaspora’s onderhouden, net als ballingen, nauwe banden met hun geboorteland. Ze blijven dit beschouwen als hun echte thuis en behouden hun eigen culturele identiteit. Ballingen hebben de neiging om in het reine te komen met hun nieuwe thuisland en proberen sociale, emotionele en symbolische banden op te bouwen met het gastland. Voor ballingen blijft het gastland vaak een tijdelijke oplossing zonder de wens om zich te wortelen. De blijvende gehechtheid aan het land van herkomst is vaak gekoppeld aan een engagement voor de politiek van het thuisland (cf. Kuhlmann 2014).
Literatuur
Baumann, Martin (1999): Diaspora. In: Auffahrt, Christoph (red.): Metzler Lexikon Religion: Gegenwart – Alltag – Medien. Stuttgart: Metzler, 251-254.
Kuhlmann, Jenny (2014): Ballingschap, Diaspora en Transmigratie. http://www.bpb.de/apuz/192563/exil-diaspora-transmigration?p=all [02.07.2018].
Vetter, D. (2007): Diaspora. In: Khoury, Adel Theodor (red.): Lexikon religiöser Grundbegriffe – Judentum Christentum Islam. Wiesbaden: Marx, 164-168.